ENDE HIJ TOCH TOT KATHAGE OVER
,,ENDE
HIJ TOCH TOT KATHAGE OVER...''
(En hij toog te Kathagen over)
In
Kathagen zagen wij reeds in de eerste jaren vóór onze jaartelling de Gallische
ruiters over de brug terugvluchten voor de Germaanse cavalerie om de dag daarna
de verbolgen Caesar met heel zijn legermacht door Kathagen te zien voortrukken,
de Germaanse strijdkrachten tegemoet.
![]() |
Kazemat Kathagen Nederlandse verdedigingslinie 1940 |
Niet
veel anders zal het de “siegende” Duitsers te moede zijn geweest, toen zij in
september 1944 wederom over de - met springstof -geladen brug met een gestolen
handkar van aannemer Gerards uit Nuth en andere benzineloze voertuigen
terugsnelden naar hun Heimat om het gevreesde geheime wapen te gaan halen.
Ook
een ander veroveringszuchtig vorst trok eens door Nuth en Kathagen naar de
Rijn. Het was Karel de Stoute, hertog van Bourgondië,
Hertog
Karel de Stoute, die zijn vader Philips van Bourgondië in 1466 was opgevolgd,
werd ,heerser over een machtig en uitgestrekt gebied, waardoor hij zich kon
meten met zijn collega de koning van Frankrijk. Hij achtte daarom de tijd
gekomen om aan de Duitse keizer Frederik III het Roomse koningschap of althans
een koningschap te vragen, dat behalve zijn eigen Rijksland en Franse
leengoederen o.a. ook de bisdommen Utrecht en Luik zou omvatten. Hij bood
daarvoor, op een samenkomst te Trier in 1473, aan de keizer de hand aan van
zijn dochter Maria voor diens zoon Maximiliaan.
Toen
de onderhandelingen over Karel's koningschap op een dood punt waren gekomen,
verliet keizer Frederik in het geheim de stad Trier om zich aan het
onbehagelijk samenzijn met de ongemakkelijke hertog Karel te onttrekken.
Op
deze fatale veldtocht tegen de stad Neuss trok Hertog Karel op Sint Jacobsdag
van het jaar 1474 vanuit zijn tentenkamp te Haasdal langs de route
Hunnecum-Nuth-Kathagen-Vaesrade naar de Rijn. De hertog die in de omgeving van
Maastricht met zijn hoofdmacht was aangeland, steeg af bij de nonnen van het
adelijk klooster St. Gerlach bij Valkenburg-Houthem en hield aldaar een
algemene monstering,der troepen. Zijn legermacht bedroeg 60.000 à 80.000 man.
Pistorius geeft zelfs 100.000 man op. Zijn leger was in vier colonnes verdeeld:
Fransen-Britten-Italianen-Vlamingen/Duitsers. (Beitrage zur Neuser Chronick
1785).
Een
kroniekschrijver - waarschijnlijk tijdgenoot - uit Beek heeft dit voor ons
vastgelegd in zijn “Chronijk der Landen van Overmaas” op realistische wijze in
schone taal:
“………int jaer ons Heren geburt dusent CCCC ende LXXVIIII
(1474) due quam dis hertoch Karle wederoem tot Trycht liggen. Mer syn volck van
wappen dat lach oem Tricht in den Lande van Valkenborgh ende Dalheym,als te
Haren, te Ytter, te Merssen ende te Steyn, te Ormont ende alle dorpen,ende
sonderlynghe tot Elsloe, ende dreyffen jamer over die arme schemel Huysluyden.
Sie namen hoen dat sy hadden; sy veynghen se, sy sloeghen se, sy staecken se;
sy en sparden Kyrcke noch Kluysse als van ettens spysen,
Den jamer ende den spyt den die arme huysluyden mosten
lyden en is nyet te schryffen, noe dene dat sy in vrunde landen heyten liggen.
Due doernae anno 1774 so quaem hee mut allen synen herre ende herrwaghen te
liggen achter Hasdel bovem Merssen by Rader, off aen der Nonnebussche by Synte
Gerlach ende daer dede hy menighen schoen teynt off pauloen op sloen ende syn
perck of logys maken. Ende doe quam der hertoch Karle selver in synre teyntte
of pauloen, die ser schoen ende kostelicke waes, des donredachs op Synte Marien
Magdalenen avent. En doer lach hee myt menigheen stoutten maenne in dat veld
vursegd al tot op Synte Jacopsdach doer noe. Ende doe brack hee op ende toch
tot Kathage over, als voer Nuysse opten Ryn int busdom van Colen; ende doer
quam hee voer des vridachs noe Synte Jacopsdach in Julio…..
De pacht voor de molen moest vooral in natura en slechts
gedeeltelijk in geld worden voldaan. Herman Crijns, die de molen van kathagen
van 1711 tot 1736 in pacht had moest jaarlijks leveren op Sint Andreasdag: 30
malder rogge, aan tarwe, gerst en haver van elk gewas 1 malder en 3 vaten en
daarnaast in geld betalen aan veegeld 48 gulden en nog voor 163 roeden land 8
gulden.
De overlegde rekeningen worden in de vergadering van 17
maart 1738 gecollationeerd “ende is bevonden met de op heden geproduceerde
Rekeningen van den heer Hiltrop te accorderen in alle sijne kosten partibus
presentibus”
Reacties
Een reactie posten