foto, film en geschiedenis van Nuth en Vaesrade vroeger

maandag 28 maart 2011

NUTH IN DE ROMEINSE TIJD (deel 1)

Veldslag tussen Hunnecum en Kathagen

Publicatie 1880, 
Jos Habets
In de inleiding is even gewag gemaakt van het 7e eeuwfeest van Nuth in 1962. Men zal daarvoor wellicht als uitgangspunt nemen het jaartal 1262: “de eerste diplomatische melding van Nuth, wanneer Adam van Nutta, ridder, als scheidsrechter optreedt in een geschil, over het landgoed Laar bij Wijnandsrade”, aldus volgens de historicus Jos Habets, in zijn aantekeningen over “De Voormalige Heerlijkheid Nuth”, d.d. 19 maart 1880.

De bronnen der ongeschreven geschiedenis gaan evenwel veel verder terug: deze reiken zeker tot in de tijd van de Romeinen.

Hoe vaak hebben wij niet met jeugdig “enthousiasme” de aanwijsstok gevolgd langs de lange rij jaartallen op het schoolbord en daarbij in monotone dreun gezongen: “55 jaar vóór Christus, de Romeinen komen in ons land” ; 
Julius Caesar
met dat jaartal werd de lange reeks geopend, die ons van Julius Caesar langs Ambiorix en Claudius Civilis voerde naar Clovis en de verdere Frankische, Merovingse en Karolingse vorsten, waarbij ook 'n grote, 'n kale, 'n stoute en 'n vijfde Karel niet vergeten mochten worden en daarna belandden wij al hakkelend buiten onze landstreek en raakten wij verward in h
et onbekende gezelschap van de vermoorde of oorlogvoerende graven van Holland en de gevierde zeehelden Tromp, de Witt, Evertsen en de Ruijter;
tenslotte met een omweg langs de aanbeden held Napoleon Bonaparte haalden wij moeilijk en afgemat de eindgetallen bij de vorsten van ons Oranjehuis. Dat was pas geschiedenis! 




artist impression van de
Romeinse villa te Vaesrade
Maar in elk geval is ons daarvan bijgebleven, dat de Romeinen destijds zeker gekomen zijn en het is ook zeker dat ze Nuth aangedaan hebben en daar lange tijd verbleven hebben. De bewijzen zijn nog voorhanden.


Toen Caesar met zijn legioenen omstreeks 55 vóór Christus onze streken binnen viel, veroverde ,hij het hele gebied aan deze kant van de Rijn. Hij heeft dit beschreven of laten beschrijven in zijn boek: “De bello Gallico”.



Commentarii  "de Bello Gallico"
Het is aan de hand daarvan, dat de geschiedschrijver Gerard Krekelberg ongeveer 25 jaar geleden (NvT 1934) meende te kunnen nagaan uit Duitse historieboeken, dat Caesar bij Hunnecum in Nuth eenmaal zijn tenten heeft opgeslagen op doortocht naar de Rijn. Volgens de oudste historische mededelingen, aldus deze geschiedschrijver, zou Caesar een grote veldslag geleverd hebben in het land van Heerlen, tegen de Usipeten en de Tenteren. (Volgens Napoleon III vond deze veldslag plaats waar ten tijde der Romeinen de Maas en de Rijn samenvloeien, terwijl A. van Göler het slachtveld zoekt bij Mayenfeld in de buurt van Koblenz). 

De duitse geschriften zeggen dat het gros van 
Caesar's krijgslieden lag in de cirkel Heerlen-Brunssum-Nuth-Hunnecum. Ten oosten van Hunnecum aan weerszijde van de tegenwoordige Valkenburgerweg, lag eens tussen twee kleine zijstroompjes van de Geleenbeek een sterk geprononceerde hoogte met enkele woudresten. Die hoogte lag ongeveer 40mtr. boven het dal van de Geleenbeek. Dáár moet eens Caesar's legerkamp hebben gelegen. Hij vond hier een geschikte legerplaats met een zijlengte van ongeveer 700 mtr., groot genoeg voor 60.000 man. Op beide flanken was de legerplaats beschermd door de steile wand van het dal der genoemde beekinsnijdingen, terwijl het front van het kamp gedekt was door het voormalige zeer moerassige dal van de Geleenbeek.
Te Kathagen over de beek lag een brug ter breedte van zes meter, waarover de straat voerde door Vaesrade, in een ravijn van de steile dalwand naar de hoogte van Hommert. Dit over de terreinbeschrijving.


Publicatie 1934 Gerard Krekelberg

Nu komt deze historicus zelf aan het woord: “verbinden wij aan deze terreinbeschrijving de berichten van Caesar in huidige militaire betekenis, zo zien we de Romeinen de derde marsdag vóórmiddags het Geuldal bij Valkenburg overschrijden en tegen de middag de hoogte van de rechter dalwand tussen Valkenburg en Aalbeek bereiken. Hier vindt Caesar wederom de gezanten der Germanen, die gedurende drie dagen afwezig waren gebleven. Zij verzochten hem nogmaals zijn opmars drie dagen lang te staken. Caesar gaat daarop niet in, maar hij wil slechts vier mijlen voortrukken tot hij water ,voor zijn krijgslieden vindt. De cavalerie en zijn “exploratores” ook wel plaatskundige geleiders geheten zullen hem daar blijkbaar hebben verteld, dat de Geleenbeek het nodige water kon verschaffen. 5000 Gallische ruiters dekten als voorhoede de opmars der legioenen. De ruiterij moest, vakkundig oprukkend, terrein winnen en zo stond zij ook reeds spoedig bij Kathagen, bereikte door die voormars de hoogte (op de Vaesraderberg) ten zuiden van Hommert en Amstenrade, toen plotseling 800 Germaanse ruiters de Gallische cavallerie aangrepen en deze over de Geleenbeek tot Nuth terugwierpen, zodat de Romeinse legioenen op de hoogte bij Hunnecum de vluchtende ruiters beschouwend moesten opnemen
Na deze voorafgaande oriëntering in het terrein volgt de historicus de tekstwoorden van Caesar's boek: In 't Boek IV, 13, vinden we opgetekend, dat de Germaanse aanvoerders werden gevangen genomen. Volgens Caesar geschiedde dit toen de volgende morgen na het ruitergevecht de Germanen op hun eigen onbetrouwbare en huichelachtige manier met al hun vorsten en oudsten aan de spits tot hem kwamen in het lgerkamp, enerzijds om zich kwasi te rechtvaardigen, dat zij tegen de afspraak en tegen hun wil de dag tevoren het ruitergevecht waren begonnen, anderzijds om zo mogelijk door leugen en bedrog een nieuwe wapenstilstand te verkrijgen.
Maar Caesar scheen zijn sinjeurs te kennen en hij verheugde er zich over, dat hij hierdoor een goede gelegenheid vond om hen gevangen te houden.
Hij zelf rukte toen met het hele leger uit het kamp, naar liet de ruiterij als nachtwakers achter, ook al omdat hij kon aannemen, dat zij door het onverwacht gevecht van gisteren min of meer gedemoraliseerd was.
Wat het legerkamp en het slachtveld der Germanen betreft, zouden wij vooraf een beeld dienen, te geven van de omgeving waarin toen ongeveer 100.000 manschappen van een strijdmacht zonder aanvoerders vernield werden. Maar genoeg zij 't hier slechts te vermelden, dat Caesars bladzijden gewagen van een veldslag in het Zuid-Limburgse land, zo ontzettend als onze historie er nooit een heeft kunnen boeken".



© NuthvanToen / Hub Ritzen




Geen opmerkingen:

Een reactie posten